- Pols
- Triggerfinger
- Ziekte van Dupuytren (koetsiershand)
- Artrose
- Carpaal Tunnel Syndroom (CTS)
- Ziekte van (Morbus) de Quervain
- Ganglion
- Ulnaropathie
- Ulnaropathie
- Reuma
- SL ruptuur
- TFCC letsel
Carpaal Tunnel Syndroom (CTS)
Wat is het carapaal tunnel syndroom (CTS)?
Het carpaal tunnel syndroom is een klachtenpatroon veroorzaakt door een veel voorkomende beknelling van de nervus medianus (de middelste zenuw van de drie grote zenuwen in de onderarm). De beknelling vindt plaats ter hoogte van de zogenaamde carpale tunnel. Dit is een nauwe doorgang gelegen aan de binnenzijde van de pols, gevormd door de handwortelbeentjes en een stevig bindweefsel ligament (het dak van de carpale tunnel). In deze tunnel verlopen de medianus zenuw en de 9 buigpezen naar de vingers en de duim. De medianus zenuw voorziet in het gevoel (tastzin of sensibiliteit) van de duim, wijsvinger, middelvinger en een gedeelte van de ringvinger. Daarnaast verzorgt de zenuw de motoriek, ofwel het vermogen om te bewegen, van de intrinsieke spieren van duimmuis.
Door zwelling van de structuren verlopend in de carpale tunnel is er minder ruimte voor de zenuw en treedt beknelling van de zenuw op met gedeeltelijke uitval (doofheid en tintelingen), pijnklachten en afname van de kracht.
Wat zijn de oorzaken van het carpaal tunnel syndroom?
De oorzaak van het carpaal tunnel syndroom is een verhoogde druk op de zenuw door zwelling van het bindweefsel in de carpale tunnel. Veelal is het niet duidelijk wat de oorzaak is van deze zwelling. Het wordt vaker gezien bij ouderen en bij vrouwen.
Bekende risicofactoren zijn:
- Hormonale veranderingen (zwangerschap, overgang, traag werkende schildklier (hypothyreoïdie) en een te veel productie aan groeihormonen (acromegalie)).
- Repeterend gebruik van de hand en pols op het werk en bijvoorbeeld extreme buig- en strekstand gedurende langere tijd tijdens werkzaamheden of sporten.
- Suikerziekte (Diabetes Mellitus).
- Reumatoïde artritis, jicht en artrose van de pols.
- Na een polsbreuk (fractuur).
- En tenslotte wordt het ook vaker gezien bij obesitas, roken en alcoholisme.
Klachten en symptomen:
De klachten treden met name op bij vrouwen (driemaal zo veel i.v.m. mannen) meestal tussen de 40 en 60 jaar. Vaak zijn beide handen aangedaan.
De typische klachten en symptomen zijn:
- Tintelingen, doofheid of een pijnlijk gevoel in de duim, wijs- en middelvinger en een gedeelte van de ringvinger veelal met afname van de kracht. Het gebeurt nogal eens dat u hierdoor dingen laat vallen.
- Uitstraling van de klachten vanuit de pols naar de onderarm, elleboog tot in de schouder. Dit treedt nogal eens op bij bijvoorbeeld autorijden, lezen van een boek/Ipad en bij fietsen.
- Vaak worden mensen ’s nachts wakker van de klachten, waarbij wapperen van de hand de klachten meestal laat verdwijnen. De hand voelt dan vaak dik aan.
Diagnose en onderzoek:
Het vaststellen van de diagnose carpaal tunnel syndroom gebeurt door uw orthopedisch chirurg gespecialiseerd in hand- en polschirurgie. Naast de anamnese kunnen de klachten meestal bij het lichamelijk onderzoek worden vastgesteld. Verhoogde druk op de zenuw geeft de typische klachten van tintelingen in de aangedane vingers en duim. Indien de klachten al langer bestaan kunnen de spieren van de duimmuis dunner geworden (atrofie) zijn. Bij twijfel zal de neuroloog een elektrisch spieronderzoek (EMG, ofwel electromyogram) verrichten. Hierbij wordt informatie verkregen over de prikkels die via de medianus zenuw naar de spieren worden geleid en bij carpaal tunnel syndroom vertraagd zijn. Tevens wordt bij het neurologisch onderzoek beoordeeld of de klachten niet afkomstig zijn uit de halswervelkolom (artrose, nekhernia of zeldzaam het halsribsyndroom).
Een röntgenfoto wordt gemaakt om botafwijkingen vast te stellen en soms is bloedonderzoek nodig voor de juiste diagnose.
Behandeling:
Samen met uw orthopedisch handchirurg kiest u de beste behandeling aan de hand van de consultkaart carpaal tunnel syndroom. Afhankelijk van de klachten zal bij milde en kort bestaande klachten gekozen worden voor afwachtend (conservatief) beleid. Bij langer bestaande klachten dan 6 maanden en bij onvoldoende resultaat van het conservatief beleid kan gekozen worden voor een operatieve behandeling.